Menu

1. DIS

Dit is mijn verhaal. Mijn verhaal is geen leuk verhaal. Het is geen kattenpis. Mijn verhaal is erg. Eng ook. Je kijk op leven verandert, tenminste, dat hoop ik. Dit is mijn verhaal en het moet verteld worden. Geen belerende boodschap, maar de waarheid. Niets ontziend. Simpel.
Ook geen keurig nette zinnen. Geen correcte spelling. Niets van dat alles, want mijn verhaal is niet correct. Mijn verhaal klopt niet. Daar passen geen regels bij. Want alle regels zijn overtreden. Punt.

Wat zal ik zeggen? Ik haat mensen. Ik hou van mensen. Ik veracht mensen. Ik spuug op mensen. Ik…
Mijn vertrouwen is weg. Dat is me afgenomen. Altijd achterdochtig, altijd denken aan afscheid en bedrog. Ervaring heeft ervoor gezorgd dat ik niemand meer kan vertrouwen, niet meer helemaal. Er is altijd dat stemmetje in mijn hoofd: ‘Ja, dat zeggen ze nou wel, maar is dat wel zo?’ Dit is mijn verhaal. ‘Mijn’ is belangrijk. Wat is ‘mijn’? Dat ben ik aan het leren. Heel langzaam, maar ik kom er wel. God, ik hoop dat niemand dit leest.

Ik heb DIS.
En nee, ik ben geen seriemoordenaar, geen fantast en ook geen wereld wonder. Ik ben ik en ik heb DIS. Niet dat dat zo leuk is. Helemaal niet. Maar ik heb het nu eenmaal. Wat is DIS, vraag je je misschien af. Dat zal ik je uitleggen.
DIS betekent ‘dissociatieve identiteit stoornis’ en het is een soort van verdedigings mechanisme. Letterlijk betekent dissociatie ‘ontkoppeling’ of ‘uiteenvallen’. Iedereen dissocieert wel eens. Iedereen heeft wel eens moment waarop hij of zij er even niet is, maar DIS gaat verder. DIS ontstaat meestal (maar niet altijd) als een kind voor het derde levensjaar seksueel of anderszins misbruikt wordt. Voordat de persoonlijkheid zich helemaal gevormd heeft. Als het kind geconfronteerd wordt met iets wat het niet kan verwerken, wat het niet aan kan, wordt er een alter, een ander ‘ik’, gecreeerd die het misbruik ondergaat. De geest is flexibel. Het creeeren van een alter zorgt ervoor dat de hoofd persoon, het eigenlijke ‘ik’, het ‘ik’ dat op de gewone manier is geboren, kan blijven functioneren. En dat werkt goed. In ieder geval bij mij. Ik wist niets van het misbruik af. Ik leidde twee levens zonder dat ik me daar bewust van was.
Ik wist wel dat ik soms tijd kwijt was, dan was het zaterdag en de volgende dag was het weer zaterdag. Surrealistisch. Ik heb eigenlijk altijd gedacht dat ik gek was, dat er iets niet in orde was. Ik was altijd bang. Altijd op mijn hoede. Probeerde mezelf zo klein mogelijk te maken om er maar voor te zorgen dat niemand me zag en dus niemand me pijn kon doen. Waarom ik dat deed wist ik niet precies, maar dat het nodig was, dat voelde ik heel goed aan. Ik zorgde er ook altijd voor dat ik er zo jongensachtig mogelijk uit zag. Kort haar, spijkerbroeken en geen rokjes of jurken. Waarom? Ik wist het toen niet. Nu wel. Mijn alters zorgden daar voor. Zodat we niet te veel opvielen, niet boven het maaiveld uitstaken. Om ons zoveel mogelijk te beschermen.

Uit de dagboeken die ik bij hield in die tijd valt ook niets op te maken. Gewoon puber dingen; eenzaamheid, verliefdheid en vooral veel onzin. Maar niets over misbruik of iets anders. Alles verborgen, heel goed opgeborgen. Ik wist er ook echt helemaal niets van af. Helemaal niets. Bizar.
Dat er iets was wist ik wel, maar ik schreef daar niet over. Ik hield dat angstvallig geheim. Af en toe viel ik flauw, vooral op school. Hyperventilatie. Van de spanning waarschijnlijk, die ik wel voelde maar niet wist waar die nu vandaan kwam. Ik dacht dat ik gek was, echt gek was. Dat kwam natuurlijk ook door het tijd kwijt zijn. Schrijf ik ook niets over in mijn dagboeken. Heel gek eigenlijk. Ik was voornamelijk eenzaam en bijna wanhopig op zoek naar een beste vriend of vriendin.

Die heb ik toen nooit gevonden en ook nu nog maak ik moeilijk vrienden. Ik heb twee heel goede vrienden, waaronder mijn man, maar dan houdt het op. Verder heb ik veel kennissen. En een hele lieve zus. Die is eigenlijk ook een goede vriend, al heb ik het idee dat ze ook niet altijd begrijpt wat er in mij omgaat. Maar dat is niet zo gek, dat weet ik zelf soms ook niet. Een aantal jaar geleden had ik meer ‘goede’ vrienden, maar dat bleken achteraf helemaal geen vrienden te zijn. Ik ben altijd al een beetje naief en goed gelovig geweest. En dat keerde zich tegen mij. Ik dacht een heel goede vriendin te hebben, maar die liet van de ene op de andere dag niets meer van zich horen. Ze zei dat ze me de vriendschap die ik wilde niet kon geven. En dat terwijl zij wilde dat ik me meer gaf aan haar, dat ik meer open werd. Dat heb ik gedaan en ja, dat bleek zij helemaal niet aan te kunnen. Ik heb er veel verdriet van gehad. Zo vertrouw je iemand, en zo krijg je een trap in je rug. Maar dat is het leven, dat is niet eerlijk, dat verloopt bijna nooit zoals jij zou willen. Dat kan helaas niet. Je kunt wel je best doen om zo goed mogelijk te leven, maar je hebt het niet in de hand.